Motie hoogbegaafden

Provinciale Staten van Noord-Brabant, in vergadering bijeen op 11 mei 2012 ter bespreking van het Economisch Programma van Brabant,

Constaterende dat:

- Nederlandse hoogbegaafde kinderen ten opzichte van andere landen minder presteren1;

- het aanvullend onderwijs voor hoogbegaafden pas vanaf 8 jarige leeftijd enigszins georganiseerd wordt aangeboden;

- er voor zeer hoogbegaafde kinderen momenteel onvoldoende lesaanbod is binnen het primair onderwijs en het "Leonardo"-onderwijs (speciaal voor hoogbegaafden) in zwaar weer zit en versplintert;

- te veel hoogbegaafde kinderen dusdanig gaan onderpresteren dat het talent geheel of gedeeltelijk verloren gaat.

Overwegende dat:

- Brabant zich met Brainport profileert als slimste regio;

- de ontwikkeling van toptalent zich dubbel en dwars terugbetaalt in de toekomst;

- begeleiding al vanaf groep 3 aan te bevelen is in verband met het cruciale "leren leren" en "leren automatiseren" dat op die leeftijd al gestart moet worden en voorwaarde is voor een succesvolle schoolcarrière;

- Brabant tal van hogescholen, universiteiten en topbedrijven bezit die gezamenlijk kunnen helpen het jonge Brabantse toptalent te ontwikkelen.

Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten:

Om via het Pact Brabant de Brabantse onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven aan te sporen om krachtig in te zetten op de ontwikkeling van hoogbegaafde jeugdige toptalenten in Brabant door zeer getalenteerde kinderen reeds vroegtijdig in hun schooltijd volledig tot bloei te laten komen.

En gaan over tot de orde van de dag.

(1) 9 juni 2011 bron: bestuurenraad.nl Onderpresteren Het CPB heeft de prestaties van Nederland in die onderzoeken nader geanalyseerd. Er is dus géén nieuw onderzoek verricht. Je zou het recyclen van informatie kunnen noemen. Die analyse bevat weinig nieuwe inzichten. De conclusie dat (hoog)begaafde leerlingen in Nederland onderpresteren trok OCW al in december vorig jaar bij de publicatie van het jongste PISA-rapport. En de Onderwijsraad wijdde in 2007 een rapport aan onderpresteren.

Zo tegenvallend als de resultaten van leerlingen aan de 'bovenkant' zijn, zo goed zijn de prestaties van de 'onderkant'. Daarmee onderscheidt Nederland zich in positieve zin van veel andere landen. De rekenmeesters van het CPB lijken daar niet zo van onder de indruk, maar het laat wel zien dat kansarme kinderen in ons land meer mogelijkheden hebben om zich te ontplooien dan elders. In zekere zin heeft Nederland een luxeprobleem. Immers, de beste leerlingen die nu onderpresteren, beheersen in ieder geval de basisvaardigheden. Het schort aan verbreding en verdieping, aan uitdaging.