Inbreng PS Stichting Automotive Campus

Voorliggend besluit ziet op het uiten van wensen en bedenkingen door PS bij deelname in de Stichting Automotive Campus. Voor alle duidelijkheid ligt de uitvoeringstaak- en bevoegdheid bij
GS, waarmee de inhoud van de ontwikkeling van de Automotive Campus nu niet aan de orde is, kaderstelling en financiering zijn in een eerder fase door PS behandeld in het programma werklocaties.

Echter, het ontwerpbesluit regelt wel de geheimhouding van de bijlagen bij dit voorstel, respectievelijk de marktverkenning en het businessplan vanwege de bedrijfsgegevens van de deelnemende bedrijven Hurks en Van de Ven. Ondanks dat omwille van de GS-bevoegdheid voor de vaststelling en uitvoering hiervan geen directe verantwoordelijkheid ligt bij PS, is dit toch een ongemakkelijke constructie. Het geniet geen voorkeur om als overheid in een stichting deel te nemen waarbij op voorhand al geheimhouding noodzakelijk zou zijn. Voor de transparantie zou het beter zijn om te kiezen voor een samenwerking waarbij geen vertrouwelijkheid van plannen nodig is. Waarom heeft GS niet voor een meer transparante aanpak gekozen? Zeker nu, gelet op het Statenvoorstel, er wordt
geconstateerd dat het de verwachting is dat na drie jaar opnieuw overheidsfinanciering noodzakelijk zal zijn. Dan moet het publieke en openbare karakter voorop staan.

Een ander punt is dat volgens de Statuten de Stichting als organen een Raad van Toezicht en en een bestuur kent. Dit bestuur zal statutair bestaan uit een éénkoppige directie, die door de Raad van Toezicht wordt aangesteld. Deze directeur lijkt, gelet op de Statuten, een behoorlijk solitaire rol te krijgen. Bij een dergelijke positie van een directeur is een kritische en doortastende houding van de Raad van Toezicht cruciaal. Volgens het Statenvoorstel worden er afspraken gemaakt met de directie over monitoring en verantwoording. Op welke wijze gaat GS dit vanuit haar uitvoerende rol zo goed mogelijk borgen? Aan welke afspraken denkt GS hierbij concreet?

Dan voor wat de beloning van de directeur betreft: kan GS uitsluitsel geven of de directeur valt onder de Brabantnorm?

Tot slot nog een opmerking over de toon van de tekst van het Statenvoorstel. Geen heldere en duidelijke taal, maar wederom pretentieuze prietpraat. Om bijvoorbeeld een bijdrage aan een economisch interessante vestigingslocatie aan te duiden is geklets over een "living lab op het gebied van smart & green mobility" echt niet nodig. Zoveel onzin zou op zich al genoeg reden zijn om een bedenking te uiten.