Spreektekst benoeming gedeputeerden en verlening ontheffing woonplaatsvereiste gedeputeerde Grashoff
Voorzitter, de coalitie stelt voor om maar liefst zeven voltijd gedeputeerden te benoemen, het maximaal toegestane aantal. Wat de PVV betreft is dit veel te veel. Voor het takenpakket van de provincie zouden vier gedeputeerden ook voldoende moeten zijn. Maar in plaats van scherp te focussen op de kerntaken, kiest deze coalitie puur vanuit partijpolitieke belangen voor onnodig veel gedeputeerden op het bestuurspluche. Het takenpakket wordt opgerekt en uitgebreid om iedereen maar van een baantje te kunnen voorzien, op kosten van onze belastingbetalende burger. Hiermee staan deze zeven gedeputeerden model voor de zeven hoofdzonden: en daarvan de hoofdzonde hebzucht met stip op één.
De vraag aan de coalitiepartijen: waarom toch zoveel gedeputeerden, kunt u onderbouwen waarom dit vanuit bestuurlijke noodzaak écht noodzakelijk zou zijn?
Voorzitter, dan voor wat betreft de ontheffing voor de heer Grashoff van GroenLinks. Aan Provinciale Staten wordt een ontheffing op het woonplaatsvereiste gevraagd omdat de heer Grashoff in Zuid-Holland woont en hij niet bereid is om naar Noord-Brabant te verhuizen. Als onderbouwing noemt het Statenvoorstel privé-omstandigheden, zijn gezin zou gebonden zijn aan Zuid-Holland.
De Provinciewet gaat uit van het ingezetenschap van gedeputeerden in de provincie die zij besturen. Dit uitgangspunt is recent nog door de minister herbevestigd. Bij de kamerbehandeling van invoering van het dualisme in 2001 heeft de Tweede Kamer bij de ontheffingsmogelijkheid met het amendement Pitstra/Te Veldhuis van GroenLinks en VVD uitdrukkelijk gesteld dat voorkomen moet worden dat er een reizend circus van technocratische beroepsbestuurders ontstaat. Ook daarna heeft het kabinet duidelijk het standpunt gehuldigd dat decentrale bestuurders deel moeten uitmaken van de lokale gemeenschap en daarmee voeling moeten hebben en de effecten van hun beleid zelf kunnen ervaren. Een gedeputeerde die niet in onze provincie woont zal die effecten zelf niet ervaren, die krijgt bijvoorbeeld geen windturbine in zijn achtertuin vanwege het eigen klimaatbeleid. Of merkt zelf niets van de hoogte van de opcenten motorrijtuigenbelasting die zijn college vaststelt.
Het is ook nooit de bedoeling geweest van de wetgever om middels te ontheffingsmogelijkheid gedeputeerden buiten de eigen provincie te laten wonen. De regering stelde in 2007: “De overgangstermijn van een jaar is bedoeld om het reeel mogelijk te maken aan het vereiste van het ingezetenschap te voldoen.” Kortom, een redelijke termijn om daadwerkelijk naar de provincie te verhuizen. Daarom de vraag aan de coalitie: is de gevraagde ontheffing voor de heer Grashoff bedoeld om hem de tijd te geven daadwerkelijk naar Noord-Brabant te verhuizen? Gaat hij binnen nu en een jaar ook echt in onze provincie wonen?
Mocht dat niet het geval zijn, dan wordt met het verlenen van deze ontheffing in strijd met de wet gehandeld.
Daarbij tevens de vraag wat de coalitie gaat doen indien de heer Grashoff niet binnen een jaar naar Brabant is verhuisd: want de wetgever stelt dat slechts in bijzondere gevallen een verlenging van de ontheffing kan worden verleend. Deze verlenging kan niet ongeclausuleerd zijn – mede om die reden is op 4 juni jl. een uitbreiding van de ontheffingsmogelijkheid nog weggestemd door de Eerste Kamer. Of is het op voorhand al de bedoeling van de coalitie om volgend jaar opnieuw een ontheffing voor de heer Grashoff aan te vragen? Bij een eventuele verlenging geldt een motiveringsplicht en daarvoor volstaan niet de nu genoemde vage argumenten over privé-omstandigheden en gebondenheid van het gezin aan Zuid-Holland: de worteling van zijn gezin in Zuid-Holland kan niet zwaarder wegen dan de worteling van zijn positie als bestuurder in Brabant. De regering heeft als wetgever immers eerder expliciet aangegeven dat zij het niet aannemelijk acht dat het enkele geen zin hebben om te verhuizen als een bijzonder geval zal worden aangemerkt.
Om nog een andere reden schiet deze argumentatie nu al tekort. De wetgever merkte in 2007 op: “Gelet op het ruime rekruteringsprofiel binnen een provincie acht de regering het aannemelijk dat een gedeputeerde van buiten de provincie ook tot de uitzonderingen zal behoren.” Kan de coalitie aangeven waarom het rekruteringsprofiel voor een gedeputeerde binnen onze eigen provincie niet ruim genoeg zou zijn geweest? Om welke reden zou deze uitzondering gerechtvaardigd moeten zijn?
Voorzitter, dan is er nog het dedain waarmee de heer Grashoff zelf zijn gedeputeerdepositie aankondigde in een interview in het Brabants Dagblad van 10 mei jl. Hij gaat er hierin vanuit dat hij wel een ontheffing zal krijgen, want hij “had er gewoon weer zin in, een rol in het openbaar bestuur”, maar zal wel in Delft blijven wonen omdat zijn gezinssituatie het niet toe zou laten. Dat is een kwestie van keuzes maken. En bij die keuzes zijn de wettelijke uitgangspunten van toepassing. Geen zin om te verhuizen, dan ook maar geen gedeputeerde baan.
Voorzitter, als gekozen wordt voor een bestuurder ‘van buiten’ dan is dit veelal vanwege de ‘bestuurlijke kwaliteit’. De vraag is of de heer Grashoff deze bestuurlijke kwaliteit überhaupt kan leveren. Als wethouder in Rotterdam stelde Grashoff zich op als beschermheer van de beruchte islamtheoloog en Moslimbroeder Tariq Ramadan, die voor een royale vergoeding door de gemeente Rotterdam was aangesteld als gasthoogleraar en integratieadvisieur. Tariq Ramadan kon homohatende uitspraken verkondigen en voor een Iraanse propagandazender werken, ondertussen bleef Grashoff zijn huissalafist de hand boven het hoofd houden, wat uiteindelijk leidde tot een collegebreuk. Is dat bestuurlijke kwaliteit die van buiten moet worden aangetrokken?
Om ook even de Volkskrant uit die periode (2009) te citeren: “de Rotterdamse GroenLinks wethouder van integratie, Rik Grashoff, samen met Tariq Ramadan een persconferentie gaf en daar het droeve nieuws bracht dat de Rotterdammers ziek waren. Zij leden aan angst voor immigratie en de islam. Het is als een ziekte en er moet tegen deze volksziekte een nationale inentingscampagne komen,’ zei de wethouder. Ook bruggenbouwer Ramadan deed een duit in het zakje en gaf aan dat het om een 'international disease' ging. Grashoff werd hier door de Rotterdamse gemeenteraad op aangesproken en krabbelde terug. Toch wilde hij wel kwijt dat hij 'de heer Wilders en de PVV op het oog had gehad'." Ziet de heer Grashoff onze PVV fractie als een ziekte? Hoe denkt hij dan als bestuurder met democratisch verkozen volksvertegenwoordigers te kunnen samenwerken?
Voorzitter, de heer Grashoff heeft als bestuurder in Delft en Rotterdam zich tomeloos ingezet om de islamisering te bevorderen, bijvoorbeeld door een garantie van 4 ton te verlenen aan de Delftse Sultan Ahmed moskee en bergen belastinggeld laten verdampen in sociaal-culturele projecten. Is dat de bestuurlijke kwaliteit die Brabant nodig heeft? Wat de PVV-fractie betreft zeker niet. Een ontheffing voor deze gedeputeerde zullen wij dan ook niet steunen.