Spreektekst Algemene bijdrageverordening Noord-Brabant

Voorzitter, de voorliggende algemene bijdrageverordening is een voorstel van GS dat selectief en bestuurlijk willekeurig handelen kan faciliteren. Het lijkt welhaast of het handgeld-beleid van voormalig gedeputeerde en oliemannetje Pauli in een regeling moet worden gegoten.

De PVV vindt het voorstel niet rijp voor besluitvorming. Wij kunnen ons, als we ons verplaatsen in de rol van GS, best voorstellen dat die behoefte heeft aan instrumentarium waarmee kan worden ingespeeld op ontwikkelingen, zoals GS met het voorstel zegt te beogen. Maar voorzitter, wij hebben de rol van kaderstellend en controlerend volksvertegenwoordiger, en vanuit dat perspectief bezien rammelt dit voorstel aan alle kanten. Niet alleen biedt het ruimte voor willekeur, bestuurlijk wheelen and dealen en creatief boekhouden, ook is het een onvoldoende controleerbaar instrument voor de volksvertegenwoordiging.

Misschien is het een onvoldoende doordacht aan PS toegestuurd voorstel. Daarom zal onze fractie dan ook een aantal vragen aan het college voorleggen.

Voorzitter, volgens de argumentatie van het college is het doel van deze bijdrageverordening om het verstrekken van middelen aan andere publiekrechtelijke rechtspersonen beter mogelijk te maken, want uit de praktijk zou zijn gebleken dat de middelenverstrekking aan mede-overheden zich niet goed zou lenen voor verstrekking als subsidie, en dus de Algemene Subsidieverordening die we hebben niet geschikt zijn.

Dat is om meerdere redenen een vreemd argument.

-Ten eerste had volgens de Algemene Subsidieverordening GS in 2019 een verslag over de werking ervan aan PS moeten sturen. Dat is niet gebeurd. Maar het college schermt hier wel met ervaringsgegevens ('uit de praktijk') van diezelfde ASV.

In antwoord op de vraag waarom wij nog geen evaluatie hebben gaf het college een slap excuus over het willen doorvoeren van aanpassingen aan de Subsidieverordening in 2020 en dus is de evaluatie nog niet klaar. Intussen wordt het tekortschieten van de ASV wél als kernargument opgevoerd om vandaag een draak van een Algemene Bijdrageverordening aan PS voor te leggen. Voorzitter, op zijn zachtst gezegd concludeer ik dat dat wringt.

Ik vraag dan ook aan het college waarom die heeft verzuimd conform verordening een verslag over de werking van de ASV aan PS te sturen alvorens te willen concluderen dat er een bijdrageverordening nodig zou zijn?

-Daar komt bij dat hoewel die ASV als tekortschietend voor het verstrekken van middelen wordt betiteld, in het voorliggend voorstel wél wordt betoogd dat rekening moet worden gehouden met analoge toepassing van de subsidietitel op deze bijdrageverordening. Voorzitter, dat klinkt wel heel erg als selectief shoppen. De middelen worden dus niet onder de subsidietitel verstrekt, maar de subsidietitel zou dus wel analoog van toepassing zijn. Ik zou graag van het college horen waarom het college dat een houdbare en zuivere aanpak vindt.

Voorzitter, het college noemt lastenverlichting als argument voor de algemene bijdrageverordening. Termen als 'responsieve overheid', 'eenvoudiger en efficiënter', 'snel en adequaat inspelen op actualiteit' komen daarbij voorbij. Tjonge wat klinkt dat ronkend en fraai.

- Het college stelt in het statenvoorstel dan ook dat de algemene bijdrageverordening gaat bijdragen aan lastenvermindering voor de provincie én samenwerkende partners. In beantwoording op technische vragen gaf het college echter aan niet te kunnen aangeven hoeveel besparing dit voorstel tot gevolg gaat hebben ook dat de besparing eigenlijk vooral aan de kant van de aanvragers zit. Voorzitter, het is nochtans een stevig argument waarmee het college schermt, maar navraag leert dus dat het college werkelijk geen idee heeft of en zo ja hoeveel efficiënter het dan zal gaan worden. Dan zijn het wel heel dubieuze beweringen.

En inderdaad, wat een holle frasen als je een beetje doorleest in de materie.

- Kan het college eens bespiegelen wat 'snel en adequaat' wil zeggen als de verordening tegelijkertijd doorlooptijden van 13 tot 40 weken voor behandeling van de aanvraag kent?

- En hoe verhoudt zich 'Eenvoudiger en efficiënter' tot het feit dat het hier om een maatwerkverordening gaat waarvoor in de praktijk per geval, per casus een separate bijdrageregeling moet worden geschreven door de provincie, dit nadat er reeds een overeenkomst of contract is? Is dat extra werk, dat per casus gevraagde maatwerk, óók meegewogen in die efficiencyclaim?

Voorzitter, bepalingen over de verantwoording van de verstrekte middelen zijn niet, willekeurig, of op onduidelijke grondslag geregeld in deze verordening. Beetje naar hoe de wind van GS waait zeg maar. Soms moet er wel financieel worden verantwoord, maar eigenlijk ook weer niet, want het gaat om een mede-overheid en we hadden vooraf al over de centen gesproken, zo lezen we in feite. Het is een zooitje.

Net als de weigeringsgronden voor een bijdrage, die kunnen in een bijdrageregeling naar bevindt van zaken worden geformuleerd. Zoals "weigeren indien de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de bijdrage verbonden verplichtingen". Dat is een vreemde formulering gezien de insteek dat het bij de bijdrages zou gaan om een samenwerking tussen gelijkwaardige partners. Hoezo verplichtingen? Dat klinkt als een bestuurlijk pressiemiddel. Wat moeten we ons hier bij voorstellen? De gemeente X wil geen windmolens bouwen dus de provincie weigert de bijdrage voor een herdenkingsmonument? En hoe verhouden zich de weigeringsgronden tot de onderliggende contracten waar in het voorstel sprake van is voorzitter?

Kortom voorzitter, een rammelende verordening, die op slechte argumenten leunt. De subsidieverordening dekt alle mogelijke bijdragen die het college wil doen. Het enige onderscheidende van deze bijdrageverordening ten opzichte van de ASV is dat de Bijdrageverordening elke andere geldvrager dan publieke rechtspersoonlijkheid (zeg maar een mede-overheid), uitsluit van recht op aanvraag van middelen.

Voorzitter dat roept vragen op. Kan het college uitsluiten dat deze bijdrageverordening wordt ingezet om de uitvoering van de RES-sen vorm te geven?

Indien het college dat kan uitsluiten, wat is dan volgens het college wél de bedoeling, voor welk beleid is dit instrument nou zo onmisbaar dat men per se niet wil hoeven terugvallen op de ASV? Noem eens wat voorbeelden.

Voorzitter alles beschouwende hebben we hier over een verordening die het college in staat stelt om op basis van allerlei maatwerk dealtjes een bijdrage te ritselen specifiek voor mede-overheden. Wat die mede-overheden vervolgens met dat geld doen is onttrokken aan het oog van PS. We weten dus ook niet of met die middelen bijvoorbeeld bedrijven worden betaald die er een wanstaltig beloningsbeleid op nahouden. We weten niet wat er aan welke strijkstokken blijft hangen. En GS interesseert het kennelijk niet, want financiële verantwoording is volgens het college niet nodig.

De bevoegdheid om de spelregels te bepalen is per geval specifiek belegd bij GS.

Een verordening is geen verkeerd instrument, en wat je verder ook vindt van subsidies of de vreselijke subsidiedoelen van het college, een solide instrument is onontbeerlijk. Een goed financieringsinstrument borgt ook de checks and balances. Met het voorliggende voorstel zijn die niet op orde. Een verordening die voorziet in het besteden van publiek geld moet eenduidige en transparante spelregels, kaders, weigeringsgronden en verantwoordingsregels bevatten, die niet per casus naar willekeur worden vastgesteld op basis van een reeds met een contract beklonken deal.

Voorzitter, waarom heeft het college niet overwogen om in plaats van een separate verordening met verregaande bevoegdheden en vele vrijheidsgraden voor GS, een separate bijdragesoort onder de ASV te formuleren naast de subsidie als bijdrage, lening of garantstelling, noem het bijvoorbeeld samenwerkingsbijdrage?

Voorzitter, de PVV is niet overtuigd dat er hier een voorstel voorligt waar we ja tegen kunnen zeggen. We zijn echter zeer benieuwd naar de reactie van het college.

 

Tweede termijn:

Voorzitter, we hebben in de 1e termijn een aantal zaken genoemd en diverse vragen gesteld.

Een aantal vraagstukken resteert echter nog.

Het begrip Bijdrageverordening is voor Brabant niet nieuw. Eerder werden door PS reeds bijdrageverordeningen voor specifieke projecten vastgesteld.
Die vorige bijdrageverordeningen, namelijk de 'Bijdrageverordening stedelijke vernieuwing bodem Noord-Brabant 2011-2014' of 'Bijdrageverordening Brabant Veiliger Noord-Brabant 2013-2014' en 'Bijdrageverordening deltafonds hoge zandgronden Noord-Brabant 2016-2018' werden alle vastgesteld door PS. Daarmee werden kader, spelregels en verantwoordingsgrondslagen ook door PS vastgesteld.

Nu een algemene bijdrageverordening wordt voorgelegd waarbij het specifieke doel voor de bijdrage bevoegdheid van GS gaat worden, is er feitelijk sprake van een inperking van de bevoegdheid van PS.

Graag hoor ik van het college waarom die er niet voor kiest om per casus een bijdrageverordening aan PS voor te leggen, maar in plaats daarvan de bevoegdheid naar zich toe te trekken?

Samenhangend daarmee dient zich de vraag aan of het überhaupt wel is toegestaan om de bijdrageverordening op de voorgestelde wijze te gebruiken onder de wettelijke titel. Moet het bij verwijzing naar de wettelijke titel als grondslag voor budgettoewijzing niet juist heel specifiek gaan om doeluitkering?

Voorzitter, nog een punt. GS heeft dit voorstel voor advies voorgelegd bij een hoogleraar. Het is echter niet aan GS om wetgeving te duiden of interpreteren, dat is nadrukkelijk aan het ministerie of aan de Raad van State.

Vraag aan GS is dan ook waarom zij het het voorstel, en dan met name de houdbaarheid van deze constructie niet bij de wetgever heeft getoetst?