Spreektekst mede-aankoop CSM-terrein Breda
Voorzitter,
Niet alle kritiekpunten uit de themacommissie van 4 december zal ik hier herhalen, maar bij dit dossier is één aspect wel essentieel: de gebrekkige informatievoorziening van GS aan PS. Niet alleen was de pers eerder geïnformeerd dan PS, de in het aanvankelijke Statenvoorstel opgenomen informatie was zó minimaal dat het nietszeggend was. Hierdoor hebben we in de themavergadering bij de gedeputeerde moeten aandringen op onderliggende informatie. Pas na verschillende rondes schriftelijke technische vragen zijn uiteindelijk de nodige onderliggende stukken en aanvullende informatie boven tafel gekomen.
De taxatierapporten en het staatssteunadvies zijn alleen onder geheimhouding ter inzage gelegd aan PS. Ik wil benadrukken dat de PVV-fractie niet van deze inzagemogelijkheid gebruik heeft gemaakt, omdat deze informatie vervolgens toch niet gebruikt kan worden in een openbaar Statendebat. Bovendien heeft onze fractie uit de verstrekte documenten en het aanvullende memo de nodige conclusies kunnen trekken.
Voorzitter, deze voorgestelde mede-aankoop van het CSM-terrein in Breda is een bijzonder complex proces: de provincie en de gemeente Breda staan ieder voor 50 procent aan de lat qua investering. Nu het vooraf berekende risico meer dan 5 miljoen euro bedraagt ligt volgens het provinciale beheerstatuut de beslissingsbevoegdheid bij Provinciale Staten. En dan moet PS ook volledig en volwaardig in stelling worden gebracht om hierover tot goede besluitvorming te kunnen komen. Daar past een pro-actieve en open informatievoorziening vanuit GS bij. Bovendien moet er sprake zijn van een op z’n minst gelijkwaardige informatiepositie ten opzichte van de gemeenteraad van Breda. En dit alles was niet het geval, van de verstrekt informatie was in eerste instantie geen chocola te maken, nog geen Kwatta-reep .
De gemeenteraad van Breda had meer stukken ter inzage gekregen dan PS en deze stukken zijn in eerste instantie niet actief door GS aan PS beschikbaar gesteld. En dat terwijl het gaat om essentiële informatie om het voorstel op z’n merites te kunnen beoordelen. Vooral omdat het hier gaat om een terrein waar anderhalve eeuw lang industriële activiteiten hebben plaatsgevonden en de risico’s op bodemverontreiniging dus aanzienlijk zijn. Na enig aandringen zijn de onder andere de bodemonderzoeken alsnog door GS openbaar gemaakt. Hieruit blijkt dat er naast het aankoopbedrag nog rekening moet worden gehouden met aanzienlijke kosten voor bodemsanering. Volgens het rapport van Tauw kan dit zelfs oplopen tot 28 miljoen euro voor een volledige sanering. GS geeft in de beantwoording van de technische vragen aan dat hiermee rekening is gehouden in het taxatierapport en het verrekend is in de aankoopprijs.
Als dat zo is, kan Corbion zich als verkopende partij makkelijk rijk rekenen. Ze laten een vervuild industrieterrein achter met een waarde van de vigerende industriebestemming van amper 4,3 miljoen euro, maar waar dus wél voor een veelvoud aan miljoenen gesaneerd moet worden. Daar krijgen ze volgens dit voorstel dan ook nog eens 21,9 miljoen euro voor als “onderhandelingsresultaat”. Dus 17,6 miljoen euro van de belastingbetaler als toegift. Marktpartijen zijn er al jaren niet in geïnteresseerd en de ontwikkeling kan – zo stelt het statenvoorstel – alleen plaatsvinden met investeringen van publieke stakeholders. Van het Waterschap tot aan de Brusselse subsidiesuikerpot, alles moet aangeboord worden om hier een ‘rendabel’ project van te maken. Je hoeft de taxatie niet in te zien om te beseffen dat het alleen maar haalbaar is met een smak investeringen uit belastinggeld. En als dat niet zo mocht zijn, horen we het nu graag met een nadere onderbouwing van de gedeputeerde.
Kan de gedeputeerde tevens aangeven in hoeverre overwogen is om de huidige bestemming als bedrijventerrein te handhaven? In dat geval hoeft slechts een beperkt deel van het terrein gesaneerd te worden en kan gewoon de actuele prijs voor de grond betaald worden. Bovendien kunnen dan de miljoenenkostende geursaneringen bij Perfetti Van Melle en het eventueel verplaatsen van Stolwerk achterwege blijven.
Daarnaast blijft het de vraag hoe de sanering plaats moet vinden gelet op het bouw- en woonrijp maken. Bureau heeft scenario’s geschetst van het terrein afdekken met een laag grond, wat zo’n 6,5 miljoen euro kost, tot een volledige sanering ten koste van 28 miljoen euro. De gedeputeerde gaf in de themavergadering van 4 december aan dat er sprake zou zijn van 6 miljoen euro aan risico’s op vervuiling. BN/de Stem gaf op 14 januari jl. aan dat de Bredase wethouder De Beer vorig jaar had aangegeven dat de sanering van de grond minstens 10 miljoen euro gaat kosten. Wat is het nu? En in hoeverre gaat de provincie hier aan meebetalen?
Gelet op de genoemde bedragen lijkt het ook niet te gaan om een volledige sanering, maar eerder het scenario van het terrein afdekken met een extra laag grond. Maar de troep blijft dan in de ondergrond van de huizen en tuinen zitten: zou de overheid een kleine 40 jaar na het gifschandaal van Lekkerkerk niet beter moeten weten? Graag een reactie van de gedeputeerde welk scenario van bodemsanering hier beoogd is bij woningbouw.
Het zou volgens GS allemaal verrekend zijn in de kostprijs en gestaafd door onafhankelijk taxaties. Uit het Statenvoorstel blijkt echter slechts dat het onderhandelingsresultaat een schamele 4 ton lager is uitgevallen dan het getaxeerde bedrag van 22,3 miljoen euro. Een bedrag wat met een speculatief rekenscenario een enorm voorschot neemt op de te bouwen woningen, terwijl er nog geen enkele planologische onderbouwing ligt. Voor de extra stikstofdepositie bij de ontwikkeling moet er ook nog een oplossing gevonden worden, betekent dit het uitkopen van nog meer boeren? Evenals voor de PFAS.
Het is dus voor PS nog onduidelijk wat de provincie gaat meebetalen aan de verdere sanering en herontwikkeling van het terrein. Maar GS wil later dit jaar wel een Samenwerkingsovereenkomst voor een stedelijke transformatie opgave met Breda sluiten waarbij “gemeentelijke en provinciale projecten” elkaar kunnen versterken samengaan en hoe “reguliere meerjarige investeringsagenda’s bij gemeente en Provincie op elkaar kunnen worden afgestemd”. Welke provinciale investeringsagenda’s betreft dit concreet? Gaat de provincie hier suikeroom spelen voor Breda? Graag opheldering van de gedeputeerde.
Gelet op die plannen is het des te vreemder dat GS aangeeft niet te beschikken over het document “Risico’s herontwikkeling voormalig CSM terrein” wat wordt gekenschetst als een intern document van de gemeente Breda. Dit zat als bijlage bij het raadsvoorstel voor de gemeenteraad van Breda. Het is toch buitengewoon krom en merkwaardig dat we als gelijkwaardige partner in dit project niet over dit document zouden beschikken? Is GS echt niet op de hoogte van de in dit document genoemde risico’s? Het feit alleen al dat we als provincie niet over een gelijkwaardige informatiepositie is voor de PVV-fractie reden genoeg om niet met dit voorstel in te kunnen stemmen.
Ook is het bizar dat de concept-koopovereenkomst wel nadrukkelijk de intentieovereenkomst tussen Breda en Corbion aanhaalt, waarin als randvoorwaarde is gesteld dat de opbrengst conform geldende bestemming zoveel mogelijk in lijn dient te zijn met de actuele marktwaarde, maar dat deze desgevraagd volgens GS in 2016 verlopen zou zijn. Waarom wordt deze dan nog wel in de concept-koopovereenkomst vermeld, zónder vermelding dat deze verlopen zou zijn? En waarom is dit gestelde uitgangspunt van de “geldende bestemming” losgelaten?
Voorzitter, hoewel het begrijpelijk is dat Breda deze rotte kies in haar gemeente graag wil opvullen, is het niet primair een taak van de provincie om daar de geldbuidel voor te trekken. En al helemaal niet om minister Ollongren te voorzien in haar behoefte om deze locatie te gebruiken als overloopgebied voor woningbouw in de Randstad. Dan is het niet bouwen voor Breda, niet voor Brabanders, maar voor het compenseren van het door de massa-immigratie veroorzaakte woningtekort, als afvoerputje van de overvolle Randstad. En om dat project ook nog verder op te leuken met belastinggeldverslindend duurzaamheids- en nepnatuurgedoe zien we als PVV ook niet zitten.
Tot slot over het voorstel tot bekrachtiging van de geheimhouding. Deze geheimhouding had niet integraal op de volledige stukken toegepast hoeven te worden. GS had er bijvoorbeeld ook voor kunnen kiezen om alléén heel specifiek financieel gevoelige passages geheim te verklaren. Als dit überhaupt al nodig is. De overige delen van de stukken, zoals nadere uitleg en niet-cijfermatige onderbouwing, had dan gewoon openbaar kunnen worden gemaakt. Dat is ook waar ik in de themavergadering van 4 december en de technische vragen om had gevraagd: verduidelijking van de specifieke onderdelen waar geheimhouding op berust. Het volledig geheim verklaren van de stukken vindt de PVV-fractie dan ook te verstrekkend en kunnen we niet met dit voorstel instemmen.
Over de tekortschietende actieve informatievoorziening dienen we een motie in.
Voorzitter, tot zover in eerste termijn.