Statenvragen mestvisie
Geacht college,
De PVV-fractie heeft met belangstelling kennis genomen van de visie op mest¹ die de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) naar aanleiding van de Brabantse mestdialoog heeft opgesteld.
De PVV fractie vreest dat met het mogelijke verbod op de opslag van drijf- en/of stalmest van de provincie de weidegang van vee beperkt gaat worden.
Dat leidt tot de volgende Statenvragen:
1) Heeft dit college kennis genomen van de ‘visie op mest’¹ van de Nederlandse Melkveehouders Vakbond?
In dit rapport geeft de NMV haar visie wat er gebeurt er met de bodem als het plan van de provincie gevolgd wordt door geen verse mest meer toe te dienen maar enkel nog digestaat. Over deze stellingnames gaan de volgende vragen.
2) Kan dit college beamen dat met het vergisten van mest een aanzienlijk deel (zeker 30%) van de organische stof verdwijnt en dat organische stof juist van essentieel belang is voor de bodem? Zo nee, waarom niet?
3) Deelt dit college de stellingname dat het injecteren van alleen digestaat op termijn het bodemleven aantast? Zo nee, waarom niet?
4) Deelt dit college de stellingname dat de hoeveelheid organische stof medebepalend is voor het bodemleven en dat het bodemleven niet alleen van belang is voor de gewassen die geteeld worden maar ook voor de dieren die op de grond leven? Zo ja, onderkent dit college het belang van de directe aanwending van (rundvee)mest in dit verband? Zo nee, waarom niet?
5) De ‘visie op mest’ stelt: "In de mestvergister is het doorgaans 60 graden, bij deze temperatuur gaan sommige bacteriën zich vermenigvuldigen. Hierdoor ontstaat een disbalans. In mest zitten goede en slechte bacteriën, bepaalde bacteriën sterven af in de vergister omdat zij zuurstof nodig hebben. Deze bacteriën zijn juist nodig in de bodem. Door mest vergisten grijpen we ons in, in een natuurlijk proces. De gevolgen hiervan overzien we zelfs nog niet helemaal." De PVV fractie wil graag duidelijkheid over de mogelijke gevolgen van het vergisten van mest voor de bodemgezondheid. Kan dit college aangeven wat in dit kader de gevolgen op korte, midden en lange termijn zijn van het vergisten van mest. Zo nee, waarom niet?
6) Daarnaast schetst de ‘visie op mest’ gevolgen voor de volksgezondheid. Kan dit college aangeven of er een grotere kans bestaat op salmonellabesmetting of het in stand houden van een salmonellabesmetting dat ontstaat of in stand wordt gehouden door het vergisten van mest en het uitrijden van digestaat op landbouwgrond? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel groter zijn die kansen ten opzichte van het uitrijden van drijf- en/of stalmest?
7) De ‘visie op mest’ stelt:"In het Noorden van Nederland is een organisatie van boeren opgericht met de naam Ecolada. Binnen deze organisatie werken melkveehouders en akkerbouwers samen. Oorspronkelijk gebruikten de akkerbouwers digestaat van de melkveehouders. Het project werd een drama: de gewassen werden teruggezet in klasse (dat wil zeggen dat de kwaliteit te laag is en dat akkerbouwer minder geld krijgt voor de gewassen) en er kwamen schimmels in de bodem die niet te bestrijden waren. Inmiddels is men afgestapt van het oorspronkelijke plan en wordt er weer gewerkt met drijf- en stal mest. Ook in Duitsland waar men al langer met digestaat werkt, zijn er veel problemen. De bodemkwaliteit is achteruit gegaan, er zijn dieren overleden als het gevolg van het gebruik van digestaat. Steeds stapt men hier weer van af. In Nederland zijn er inmiddels al contracten bekend met akkerbouwers waarin als voorwaarde is opgenomen dat er geen digestaat op het land mag worden afgezet."
Kan dit college aangeven of het bovenstaande correct is? Zo ja, wat betekent dit voor het (mest)beleid van de provincie? Zo niet, wat is volgens dit college niet correct?
8) Kan dit college aangeven wat de gevolgen zijn voor veehouders bij een verbod op de opslag van drijf- en stalmest? Zo nee, waarom niet?
9) De ‘visie op mest’ stelt: "Monovergisting van koeienmest is pas rendabel te maken vanaf 250 koeien. Waarbij opgemerkt moet worden dat vergisters die draaien overal met subsidie draaien. Dit betekent dat alle mest van die 250 koeien in de vergister terecht moet komen. Het is dus niet wenselijk dat deze koeien in de wei lopen, er zal dan immers te weinig mest in de vergister terecht komen. Stimulering van mestvergisting druist rechtstreeks in tegen de maatschappelijke wens van koeien in de wei, tegen het landelijke beleid en tegen het afgesloten Weidegang-convenant."
a) Kan dit college aangeven of het klopt dat dergelijke vergisters overal op subsidie draaien? Zo ja, deelt dit college de mening van de PVV dat mestvergisters niet gesubsidieerd moeten worden? Zo nee, waarom niet?
b) Kan dit college aangeven of de stellingname klopt dat mestvergisting ten koste gaat van weidegang? Zo ja, is voor dit college weidegang van dusdanig belang dat zij mestvergisting niet zal stimuleren? Zo nee, waarom niet?
10)Kan dit college aangeven wat de gevolgen zijn voor veehouders die hun vee de weidegang laten maken bij een verbod op de opslag van drijf- en stalmest? Zo nee, waarom niet?
11) Vindt dit college dat de weidegang van vee een betere en goedkopere manier is om de uitstoot van ammoniak tegen te gaan i.p.v. het vergisten van mest? Zo nee, waarom niet?
12) Deelt dit college de mening van de PVV fractie dat er door de provincie geen onnodige en belemmerende regelgeving aan veehouders die hun vee de weidegang laten maken oplegt moet worden? Zo nee, waarom niet?
Namens de PVV Noord-Brabant,
Maikel Boon
Alexander van Hattem
¹ http://www.nmv.nu/edit/uploads/K3968%20Visie%20op%20mest%20Brabant%201609.pdf
Beantwoording: Visie_op_mest_beantwoording_dd_08-11-2016.pdf