Statenvragen 16.000 boerenbedrijven hebben geen opvolgers
PVV Noord-Brabant: Behoud agrarische gezins- en familiebedrijven
De PVV Noord-Brabant is geschrokken van de cijfers die het CBS heeft gepubliceerd over het gebrek aan opvolgers bij Nederlandse agrarische bedrijven.16.000 boerenbedrijven hebben waarschijnlijk geen opvolger en vooral bij de kleinere gezins- en familiebedrijven zijn de problemen groot. Het gebrek aan opvolgers speelt het meest bij de zuidelijke provincies Brabant en Limburg. In reactie op het rapport van het CBS laten boeren in de media duidelijk blijken dat de oorzaak van het gebrek aan opvolgers gezocht moet worden in de steeds strengere regelgeving en de negatieve berichtgeving waar boeren mee te maken hebben
Woordvoerder Maikel Boon: "Deze schokkende cijfers zijn het zoveelste bewijs dat het Brabantse landbouwbeleid volledig faalt. Volgens ons is het Brabantse college één van de hoofdschuldigen, omdat het in het verleden meermaals heeft bijgedragen aan negatieve beeldvorming omtrent onze veehouders en hen al jarenlang opzadelt met een veel te strenge regelgeving omtrent emissies. Daar komt nog bij dat volgens de berichtgeving vooral de kleinere familiebedrijven stoppen en hun productie door de grotere bedrijven wordt overgenomen, waardoor dus ongewenste schaalvergroting optreedt. Dit is precies waar we al jaren voor waarschuwen."
De PVV wil daarom middels Statenvragen van het provinciebestuur weten in hoeverre ze bereid zijn om hun beleid te herzien en wat ze van plan zijn om te doen om de kleine boerenbedrijven te helpen met hun opvolging en om schaalvergroting tegen te gaan.
Geacht college,
16.000 boerenbedrijven hebben waarschijnlijk geen opvolger volgens een onderzoek van het CBS[1]. Vooral bij de kleine en zeer kleine bedrijven is er vaak geen opvolger beschikbaar. Het probleem is het grootst in de zuidelijke provincies Brabant en Limburg.
Daarom de volgende vragen:
1. Zijn de cijfers geschetst door het CBS ook bekend bij de provincie? Zo ja, op welke wijze neemt het college deze cijfers mee als overweging bij het uitwerken van beleid binnen de portefeuille landbouw?
2. Deelt dit college de mening dat boerendiversiteit belangrijk is en dat kleine en zeer kleine agrarische bedrijven behouden moeten blijven voor Brabant? Zo nee, waarom niet?
3. Doordat vooral de opvolgers binnen de kleinere gezins- en familiebedrijven er de brui aan geven blijven hoofdzakelijk de steeds groter wordende agrarische bedrijven over die ook nog eens de productie van de stoppende bedrijven overnemen. Is het college bereid om in actie te komen om deze tendens van oneindige schaalvergroting aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
4. Eke Folkerts, bestuurder van het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) geeft aan: ”Er zijn genoeg mensen die graag boer willen worden, maar die vertrekken vaak naar het buitenland[2].” Is deze uittocht van opvolgers bekend bij dit college? En is het college bereid om te onderzoeken hoe deze boeren voor Brabant behouden kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
5. De portefeuillehouder ‘jongerenzaken’ van de ZLTO laat weten dat niet plezier in het werk maar de ‘steeds strengere wet- en regelgeving waaraan een boerenbedrijf moet voldoen’[3] een van de hoofdoorzaken is van het gebrek aan perspectief voor mogelijke opvolgers. Voelt het college zich niet verantwoordelijk voor het afschrikken van potentiële opvolgers? Zo nee, waarom niet?
6. Een andere reden waarom jongeren bedrijven niet willen overnemen is de constante negatieve berichtgeving over de agrarische sector. Colleges in Brabant hebben in het verleden hier flink aan bijgedragen door te stellen dat boeren meer schade aanrichten aan het milieu dan drugsdumpers, dat agrarische stallen “oude meuk” zijn, enz. Kan dit college bevestigen dat ze deze uitlatingen niet meer onderschrijven? Zo nee, waarom niet?
Namens de PVV Noord-Brabant,
Maikel Boon
[1] https://www.ed.nl/eindhoven/geen-opvolger-op-meer-dan-16-000-boerderijen~ae31ac1c/
[2] https://www.trouw.nl/economie/boer-zoekt-boer-wie-wil-er-nog-een-boerderij-overnemen~b817c27a/