Vervolg-statenvragen subsidie Muzieklab

Geachte college,

Onlangs ontving onze fractie uw beantwoording op onze Statenvragen over Muzieklab (4 februari, uw kenmerk 3346223). De vragen betroffen de legitimiteit van subsidie aan Muzieklab vanwege het niet voldoen aan subsidievoorwaarden, zoals blijkt uit het onvoldoende gebruik van het beeldmerk van de Provincie en uiten van persoonlijke politieke opvattingen in gesubsidieerde producties.

De beantwoording roept vervolgvragen op:

Op vraag 1 antwoordt het College dat de €600.000 subsidie in 2012 zoals opgenomen in het subsidieregister subsidie betreft voor de jaren 2013 tot en met 2016. Toch wordt in het subsidieregister de suggestie gewekt alsof het om een eenmalige subsidie gaat.

1. Kan het College aangeven waarom een organisatie een vooruitbetaling van maar liefst vier jaar subsidie ontvangt? Ontving Muzieklab in voorgaande jaren ook dit soort vooruitbetalingen? Op welke wijze controleert het College of prestatieafspraken worden gerealiseerd? Zijn de gemaakte prestatieafspraken vanaf 2008, bezien per jaar waarvoor de afspraken worden gemaakt, volledig gerealiseerd? Zijn de subsidiegelden besteed aan zaken waarvoor ze waren bedoeld? Zo ja, op welke manier heeft de controle daarop plaatsgevonden en in welke documenten is dat vastgelegd?

Op vraag 4 over of het College het acceptabel acht dat Muzieklab zich op kosten van de belastingbetaler eenzijdig bezighoudt met politiek bedrijven in plaats van met haar kerntaak muziektalent ontplooien antwoordde het College dat de uitspraken de persoonlijke mening zijn van de directeur van Muzieklab en daarmee binnen de vrijheid van meningsuiting vallen. De PVV heeft de vrijheid van meningsuiting onverkort hoog in het vaandel staan. Muzieklab en dus de directeur wordt echter met publiek geld betaald voor talentontwikkeling in de muziek.

2. Kan het College aangeven of het betreffende MLBulletin tot stand is gekomen op kosten van de belastingbetaler of via privé-financiering door de directeur van Muzieklab? Zo nee, waarom niet?

3. Is het College het met de PVV eens dat zij onzinnige zaken verkondigt als zij stelt dat niet-relevante eenzijdige politieke privémeningen volstrekt acceptabel zijn in producties van een gesubsidieerde instelling? Zo nee, waarom niet? Is het College met de PVV van mening dat de inhoud van voor een bepaald doel gesubsidieerde producties zich enkel zou moeten richten op zaken waarvoor die subsidie is verleend? Zo nee, waarom niet?

4. Kan het College aangeven waar de grenzen liggen van die vrijheid om zaken die tot het privédomein behoren te produceren en publiceren in gesubsidieerde producties, en om zich met privédoelstellingen bezig te houden in de tijd waarin men bezig zou moeten zijn met het realiseren van de doelstellingen waarvoor de subsidie wordt verstrekt?

5. Is het College het met de PVV eens dat door het uiten van een privémening in een door de provincie gesubsidieerde publicatie het College deelgenoot wordt van deze mening? Zo, nee, waarom niet?

Op vraag 5 of het College het wenselijk vindt dat gesubsidieerde instellingen zich niet uitsluitend bezighouden met hun kerntaken waarvoor zij door de belastingbetaler worden gefinancierd, antwoordt het College dat zij daar geen opvatting over heeft en dat zij enkel toeziet op het realiseren van de gevraagde prestaties. De PVV vindt dat een vreemde stelling, aangezien daarmee dus per definitie toegestaan wordt dat gesubsidieerde instellingen andere zaken verrichten dan waarvoor zij door de belastingbetaler worden gefinancierd. Indien zij kennelijk tijd over hebben om andere dingen te doen naast het realiseren van de prestatieafspraken waarvoor de subsidie wordt verleend, is per definitie de subsidie te hoog of de prestatieafspraak te laag.

6. Is het College het met de PVV eens dat zij gezien haar antwoord op vraag 5 willens en wetens een te hoge prijs betaalt voor diensten en producten die zij middels subsidie inkoopt dan wel veel te weinig prestaties verlangt voor de verleende subsidie? Zo nee, waarom niet?

7. Is het College net als de PVV van mening dat efficiënt en doelmatig 'inkopen' van diensten en goederen een primaire plicht van het College is ten opzichte van de hardwerkende belastingbetaler? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7 betrof de vraag of het College Muzieklab had gevrijwaard van de subsidieverplichting om het beeldmerk van de Provincie te gebruiken in haar producties en uitingen. Vreemd genoeg antwoordt het College dat zij Muzieklab NIET heeft gevrijwaard van deze verplichting, maar dat Muzieklab hierdoor NIET verplicht is zich aan deze subsidievoorwaarde te houden. Uw College stelt dus eigenlijk: Muzieklab moet zich aan de regels houden en dus hoeft Muzieklab zich niet aan de regels te houden.

8. Kan het College aangeven waarom zij van mening is dat Muzieklab zich niet aan de regels, in dit geval die van de beeldmerkverplichting, hoeft te houden? Komt het vaker voor dat subsidieontvangers zich niet aan de regels hoeven te houden? Zo, ja, kunt u een opsomming geven van deze gevallen?

9. Kan het College aangeven wat de toegevoegde waarde is van een Subsidieverordening en subsidieverplichtingen als zij zo gemakkelijk stelt dat subsidieontvangers zich niet aan de regels hoeven te houden? Zo nee, waarom niet?

10. Is het College met de PVV van mening dat de term subsidieverplichting impliceert dat er sprake is van een verplichting en dus een voorwaardelijkheid wat betreft de beschikbaarheidsstelling van publieke middelen, en niet van een vrijblijvendheid waarbij de subsidieontvanger maar zelf ziet of hij er zin in heeft zich eraan te houden? Zo nee, waarom niet?

Ook vermeldt het College in haar antwoord op vraag 7 dat de verplichting in de subsidievoorwaarden over beeldmerkgebruik niet van invloed was op de rechtmatigheid van de verstrekte subsidie.

Bij de ASV en bijlagen is ook een controleprotocol voor de accountant gevoegd. Paragraaf 4.3 'Specifieke controlepunten' stelt: "De controlepunten die de Provincie Noord-Brabant specifiek van belang acht voor het vaststellen van de getrouwheid en rechtmatigheid van de verantwoorde kosten en de verantwoorde opbrengsten, betreffen de vaststelling dat: a. de geldende wet- en regelgeving en overige door de Provincie Noord-Brabant gestelde voorwaarden nageleefd zijn. (...)"

11. Kan het College aangeven wat de toegevoegde waarde is van subsidievoorwaarden en verplichtingen waarvan zij feitelijk stelt dat instellingen zich daar niet aan hoeven te houden omdat dit geen verband houdt met het recht op de subsidie? Vindt het College haar stelling niet een ongelooflijke schoffering van ten eerste de belastingbetalers en ten tweede subsidieontvangers die de regels en voorwaarden wel netjes naleven?

12. Kan het College in het licht van uw niet-vrijwaring van de beeldmerkverplichting van Muzieklab aangeven wat het oordeel van Muzieklab's accountant was over de subsidiebesteding, meer specifiek ten aanzien van specifieke accountantscontrolepunten over naleving van regels en voorwaarden zoals vastgelegd in onder meer wetgeving, ASV en subsidiebeschikking?

13. Is het College bereid om de directie en de accountant van Muzieklab om opheldering te vragen? Zo nee, waarom niet?

14. Is het College alsnog bereid, gezien al het bovenstaande, om de subsidie van Muzieklab onmiddellijk stop te zetten? Zo nee, waarom niet?

 

Hoogachtend,

Namens de PVV Statenfractie Noord-Brabant,

 

Patricia van der Kammen